Joke van den Berg, directeur-bestuurder bij STEK, Duin- en Bollenstreek
2 minuten leestijd
Het is begrotingstijd en we buigen ons over alle plannen voor de komende jaren. Het zijn mooie plannen, goede plannen, ja zelfs noodzakelijke plannen en in lijn met de opgaven in ons werkgebied. We kunnen de komende jaren volop investeren. Dat is maar goed ook, want de nood is hoog.
Tegenover elke investering die we doen, staat een financieel tekort. We verduurzamen voor tienduizenden euro’s zonder de huur te verhogen. Ook de stichtings- en exploitatiekosten van een nieuwbouwwoning zijn niet gedekt door de huur. Zo doen we dat. En niet alleen wij, maar zo doen ‘we’ dat bij de woningcorporaties.
Is het houdbaar? Eigenlijk niet. Is het geaccepteerd? Meer dan geaccepteerd. We hebben er afspraken over gemaakt met het Rijk en de gemeenten. Het Rijk, Aedes en externe toezichthouders hebben gerekend en geven kaders mee, zodat we kunnen sturen op de volkshuisvestelijk continuïteit. Breed draagvlak dus, voor een verliesgevend model.
‘Tegenover elke investering die we doen, staat een financieel tekort’
Corporaties gaan de komende jaren al hun vermogen inzetten voor de maatschappelijke opgaven. En dat is heel logisch. Maatschappelijk vermogen dat op de plank ligt, brengt geen waarde. We zetten ons vermogen in en realiseren veel maatschappelijke waarde, maar komen tekort in financiële waarde. Alle corporaties zakken dus in de komende periode af naar de grenzen van wat financieel mogelijk is. De een heel snel, bij de ander duurt het wat langer.
Toen dit jaar de tweejarige huurbevriezing werd aangekondigd gaf dat een schokgolf: als we een deel van de huurinkomsten misten, zou de afbouw van onze investeringscapaciteit wel erg rap gaan. Maar nu deze weer van tafel is, investeren we weer verder. En van corporaties met enige financiële overmaat verwachten we dat ze bijdragen aan de tekorten elders, via zogeheten solidariteit. We halen er het maximale uit.
‘Hoe konden ze denken dat verliesgevend investeren toekomstbestendig zou zijn?’
Op termijn gaan woningcorporaties collectief naar een beheersector. Geen uitbreiding, maar relatieve krimp. Hoe snel dat gebeurt, hangt mede af van de – onvoorspelbare en wisselvallige – ontwikkelingen in de geld- en woningmarkt. De 30% van het aandeel sociale huur in de woningmarkt waaraan we nu werken, zal dan weer gaan dalen.
In zijn boek Omkijken naar de toekomst bepleit de Schotse filosoof William Macaskill om in ons huidige handelen rekening te houden met de effecten van onze besluiten voor toekomstige generaties. Wat betekent zijn pleidooi voor de volkshuisvesting? Doorgaan met de plannen voor de korte termijn: jazeker! Maar als we niet parallel werken aan een houdbaar toekomstperspectief, zal de volkshuisvesting de opgaven voor toekomstige generaties niet meer kunnen bijbenen. En kijkt de volgende generatie op enig moment verbaasd achterom: hoe konden ze denken dat verliesgevend investeren toekomstbestendig zou zijn?