We moeten flink meer huizen bouwen. Architectuurhistoricus Michelle Provoost adviseert om daarbij goed te kijken naar de lessen van groeikernen en Vinex-wijken. ‘De variatie, de durf om te experimenteren, de kwaliteit en kwantiteit zijn allemaal heel prijzenswaardige elementen uit die periodes.’
Ruim een halve eeuw geleden begonnen we in Nederland met de ontwikkeling van groeikernen. Wat kunnen we leren uit die tijd?
‘Ook toen werd heel sterk vanuit kwantiteit gedacht. De woningnood was minstens zo erg als nu. Toch experimenteerde men in die tijd ook veel met nieuwe woonvormen. De plattegronden uit de jaren 70 doen bestuurders en architecten nog steeds verbazen.’
‘Er was toen zoveel mogelijk: cascokoopwoningen die betaalbaar waren doordat bewoners zelf hun interieur bouwden, zelfbouwwoningen, atelierwoningen voor kunstenaars en HAT-eenheden voor kleine huishoudens, gesubsidieerd door de overheid vanwege het grote tekort aan woningen voor één- en tweepersoons huishoudens. Maar denk ook aan woongroepen. De toenmalige woningbouwverenigingen leverden hiervoor vaak de kennis en organisatiekracht.’
‘De plattegronden uit de jaren 70 doen bestuurders en architecten nog steeds verbazen’
En wat hadden ze destijds beter achterwege kunnen laten?
‘Er zijn uitbreidingswijken waar de variatie juist ver te zoeken is. Denk aan wijken met 70% sociale huurwoningen of 90% eengezinswoningen, zoals de Hilversumse Meent. Dat maakt die wijken kwetsbaar. Ze zijn onvoldoende weerbaar om de tand des tijds te kunnen doorstaan. Hier slaat de dubbele vergrijzing echt toe, want het aanbod voorziet niet in woningen voor senioren of alleenstaanden.’
Wat kunnen we leren van de latere Vinex-wijken?
‘Op dit moment gaat het heel goed met onze Vinex-wijken, maar door de vele eengezinswoningen en de auto-gerichtheid ligt het gevaar van vergrijzing van de wijken en verarming van het voorzieningenaanbod op de loer. Als je straks 80 bent en niet meer kunt autorijden, zit je daar echt niet fijn.’
‘De nadruk op eengezinswoningen is alleen op het moment van aankoop heel aantrekkelijk. Daarom is de belangrijkste les: zorg voor diversiteit in het woningaanbod en in het ruimtelijke programma. Je moet in je woonomgeving ook iets kunnen doen en kopen, je moet ergens werken en mensen kunnen ontmoeten.’
Hoe is de rol van woningcorporaties in de loop der jaren veranderd?
‘In het verleden zag je een politieke slingerbeweging tussen de rollen van de markt en de corporaties. De vaak schrale woningbouw uit de jaren 80 is duidelijk een product van de bezuinigingen die volgden op de economische crisis van toen. De overheid verwachtte van de woningcorporaties dat zij het gat opvulden dat de markt liet liggen, tegelijkertijd werd er gesneden in de subsidies voor de volkshuisvesting.’
‘Zorg voor diversiteit in het woningaanbod en in het ruimtelijke programma’
‘Bij de latere Vinex-locaties zei de rijksoverheid: “Nu is de markt aan zet”, en bepaalde dat het aandeel sociale woningbouw maximaal 30% mocht zijn. Voor de huidige grote behoefte aan betaalbare woningen zijn de corporaties beter toegerust dan de marktpartijen. Woningcorporaties pakken nu terecht hun sociaal-maatschappelijke rol en moeten daarvoor ook de ruimte krijgen.’
Je ziet diversiteit als voorwaarde voor succes?
‘We denken te bouwen voor de toekomst, maar niemand weet precies wat de toekomst zal brengen. Daarom heb je diversiteit nodig in nieuwe wijken. Ik zie in de praktijk dat diversiteit nu nogal eenzijdig wordt opgevat als bouwen voor diverse (hogere) inkomens. Terwijl het juist ook gaat over sociaal kapitaal, verschillende soorten en formaten woningen, over werken en ondernemen in de wijk en gemeenschappelijke ruimtes voor jongeren, zzp’ers of buurtbewoners. Daarmee bouw je toekomstbestendige wijken.’
Michelle Provoost is architectuurhistoricus en gespecialiseerd in stedenbouwgeschiedenis, naoorlogse architectuur en hedendaagse stedenbouw. Ze is directeur van het International New Town Institute (INTI). Onder haar leiding is INTI uitgegroeid tot een internationaal gerenommeerd centrum voor onderwijs en onderzoek op het gebied van nieuwe steden.
Hoe kijk je naar de recente plannen voor de zogenoemde NOVEX-wijken?
‘Ik hoop dat de overheid, ontwikkelaars en woningcorporaties hun voordeel doen met de lessen uit het verleden. En dat ze vooral niet vergeten dat we heel veel bestaande woonwijken hebben. Daar woningen toevoegen is misschien moeilijker dan bouwen in een weiland, het geeft wel de leefbaarheid een enorme boost. Verdichten is niet de enige manier om ruimte te vinden voor extra woningen. Ook splitsen van bestaande eengezinswoningen kan veel winst opleveren. In de wijken uit de jaren 70 tot 90 kun je een acupunctuur van verdichting en splitsing toepassen, gericht op jongeren en ouderen.’
‘En waak voor eenheidsworst. Op uitbreidingslocaties, aan de rand van de steden, leunen we in bouwplannen nog steeds te veel op eengezinswoningen en de auto. In grote steden en in de Randstad heeft de helft van de mensen geen gezin. Houd daar rekening mee. En het is echt niet nodig om problemen door te schuiven naar de toekomst. Maak daarom ook duurzaamheidsinitiatieven standaard. Denk aan het gesneuvelde verplichte vleermuiskastje, gevelbegroeiing en gasloos bouwen.’
‘In grote steden en in de Randstad heeft de helft van de mensen geen gezin. Houd daar rekening mee’
Wat zou volgens jou een gamechanger kunnen zijn als het gaat om de woningnood?
‘Nederland was in de twintigste eeuw beroemd om haar sociale woningbouw. Die was niet voor kwetsbare groepen, maar gewoon voor Jan Modaal. Terwijl dat in andere Europese landen zo gebleven is – denk aan Denemarken en Oostenrijk – is dat hier veranderd. Veel jongeren zien wonen in een sociale huurwoning als een brevet van onvermogen.’
‘Het helpt als we volkshuisvesting weer serieus nemen. Woningcorporaties mogen hun verantwoordelijkheid nemen, zodat de sociale functie van woningbouw in de betekenis van gemeenschappen bouwen uit de vergetelheid komt. Een nauwe samenwerking tussen woningcorporaties, gemeenten en architecten was de hele twintigste eeuw het succesvolle recept voor hoogstaande sociale woningbouw. Ik denk dat woningcorporaties vooral met trots hun sociale ambities moeten uitdragen, dat is wat hen onderscheidt van de marktpartijen.’
Nieuwbouw staat hoog op de agenda omdat er in Nederland een groot woningtekort is. Woningcorporaties zijn hard bezig meer huizen te bouwen. Voor 2025 zijn er harde plannen om 24.000 woningen neer te zetten, in 2023 waren dat er ruim 17.800. Corporaties hebben de ambitie om vanaf 2027 jaarlijks 30.000 nieuwe sociale huurwoningen op te leveren. Daarvoor moeten wel snel meer betaalbare bouwlocaties beschikbaar komen. Dat kan alleen door nog meer samen te werken met gemeenten, bouwpartijen, ontwikkelaars, investeerders, provincies en Rijk.
Lees er meer over op Aedes.nl bij het onderwerp Nieuwbouw.