In het zaaltje waar de wijkvereniging vergaderde, woedde een woedende woordenwisseling over nieuwbouw in de wijk. De wethouder was te gast, ze kwam een toelichting geven op een plan van een projectontwikkelaar, een corporatie en de gemeente.
100 woningen moesten er op een braakliggend terrein komen. Sociale huur, sociale koop, dat bestaat tegenwoordig ook, dat is gewoon koop maar net iets goedkopere koop en nog een paar ‘asociale’ koop: vrijstaand en 2-onder-1-kappers.
Met die asociale koop hadden de wijkbewoners geen problemen, het ging hen om de sociale huur. Met stemverheffing brachten ze hun argumenten in stelling. Die hadden niets te maken met de huismussenpopulatie, ook niet met de stikstof die zou vrijkomen bij de bouw, het waren de sociale huurders zelf die hun zorgen, grote zorgen baarden.
Parkeeroverlast zou er komen, geluidsoverlast ook, de auto’s waarin ze rijden zijn oud en maken veel lawaai. Ze zetten altijd de radio hard aan en schreeuwen om daar bovenuit te komen. Dat de bezwaarmakers harder schreeuwden dan sociale huurders meestal doen, hoorden ze niet.