Neem de sociale huurflat Pompenburg in het centrum van Rotterdam bij het voormalig Station Hofplein. Hier verrijzen straks 3 woongebouwen met torens. Het is een voorbeeld van gebiedsontwikkeling waarbij Havensteder, de eigenaar van Pompenburg, deelneemt aan de plannen van een marktpartij.
‘Normaal zou je een gebouw als Pompenburg, dat is gebouwd in de jaren 80, niet nu al slopen’, aldus Hedy van den Berk, bestuursvoorzitter van Havensteder. Er staan allemaal gebouwen omheen die een projectontwikkelaar heeft opgekocht. Voor die ontwikkelaar is het een interessante locatie om dure huur- en koopwoningen te bouwen.
‘Wat het voor ons interessant maakt, is dat in het plan veel meer sociale huurwoningen terugkomen dan er nu staan. Dat sluit aan bij onze verdichtingsopgave. Het is geen makkelijke route. De huurders die daar wonen moet je een alternatief bieden waar ze blij van worden. Pas dan kun je die panden inbrengen voor gebiedsontwikkeling. Het is echt een trein die in beweging moet komen.’
Gebiedsontwikkeling is een vak
Zelf bouwen gebeurt wel, maar vooral op kleinere locaties. Bijvoorbeeld op grond waar ooit een gebouw van Havensteder stond, maar dat nu in gebruik is als voetbalveldje. Als het om een wijk gaat waarin een groot deel van de nieuwbouw in een gemengd woningbouwprogramma moet worden gerealiseerd, zoekt Havensteder de samenwerking met een marktpartij. Liefst een die conceptuele kennis heeft over hoe je verschillende groepen prettig samen laat wonen in een wijk.
Van den Berk: ‘Je kijkt naar de prestaties uit het verleden van zo’n gebiedsontwikkelaar. Wat hebben ze ergens anders neergezet? Je hebt er die woningen bouwen op triple A-locaties, maar wij zoeken de stadsontwikkelaar die een visie heeft op een lastigere locatie.’
Gebiedsontwikkeling is een vak. Die kennis moet je zelf ook hebben. Aedes is gestart met een programma gebiedsontwikkeling waarin woningcorporaties ervaringen delen. ‘Dat is echt nodig. Daar doen wij ook aan mee.’