Mijn keuken is even groot als de studio van mijn dochter. Niet doordat mijn keuken immense afmetingen heeft, maar doordat de studio klein maar fijn is. Alles past erin en binnen een stap afstand kun je koken, tafelen met vrienden, studeren, douchen, slapen. Beter kan het niet!
Wat gek dat ik dit gevoel niet heb als ik kijk naar sommige bouwplannen die ons als woningcorporatie worden aangeboden.
Een ontwikkelaar heeft de vereiste 30% betaalbare huur in de plannen opgenomen. De buurt is mooi doordacht, gevarieerd, met verschillende woningtypes en in alle prijsklassen. Prima dus. Maar dan, daar aan de rand, aan de drukke weg, ligt een blokje studio’s. Alles zit erin, op een stap afstand kun je koken, douchen, tafelen, slapen en studeren.
Het zal nog even puzzelen zijn hoe het gaat met de bezonning en de geluidsbelasting, maar daar komen we wel uit, toch? En de prijs, zo tegen het maximum van de sociale huur? En die oppervlakte, het is niet groot, maar het past toch perfect bij al die eenpersoonshuishoudens die zo hard een woning nodig hebben? Aldus de ontwikkelaar.
Als corporatie worden we niet enthousiast.
Toch gek dat ik als privépersoon zo enthousiast ben over een studio. Maar als corporatiebestuurder de vermeende kwaliteit van het product van de ontwikkelaar te kort vindt schieten. En ik weet ook waar het in zit: is de studio weggestopt op een restlocatie in het plangebied, of op een fijne plek, met voorzieningen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en volop mee kunnen doen in de samenleving? Is de studio een met gevoel ontworpen, betaalbare woning die past bij je levensfase? Of is het een woning die het gevoel geeft dat je met een lager inkomen nu eenmaal minder kansen en rechten hebt? Is het een woning die je kiest, of een woning die je wordt toegewezen?