Quintus Delima woont met zijn ouders in de Molukse wijk in Hoogeveen, die dit jaar 60 jaar bestaat. Hij roemt de warmte van de gemeenschap. Maar om zich te ontwikkelen wil hij wel weg. Voor een poosje.
‘Ik ben productieassistent bij Talpa en ik maak lange dagen. Daarom wil ik richting de Randstad verhuizen. Maar – net als veel jongeren uit deze wijk – als ik ouder ben en kinderen krijg, wil ik zéker weer terug. Je staat er hier nooit alleen voor. Het is fijn en veilig om hier op te groeien.’
‘Het ouderlijk huis is voor ons heel belangrijk. Het huis van mijn grootouders was het huis waar we als familie samenkwamen. Als ik even niets te doen had, liep ik erheen. Dan trof ik daar mijn nichten die met mijn oma aan het koken waren. Of mijn neven die aan het voetballen waren. Daar schoof ik zo tussen. Sinds mijn grootouders er niet meer zijn, hebben we niet meer zo’n plek. We komen wel samen, maar alleen met verjaardagen en feesten.’
‘Het is mooi dat woningcorporatie Domesta de Molukse wijk in stand houdt. Wij hechten aan onze identiteit. Ik zit bij jongerenorganisatie Mari Bersatu. Wij proberen Molukse jongeren met elkaar te verbinden en te helpen in de zoektocht naar hun identiteit. Ik houd lezingen, we maken muziek, we organiseren onze eigen pasar malam. Onze ouders kijken nog wel eens over onze schouder mee of we het wel goed doen, maar langzamerhand komt er meer ruimte. Wij zijn Moluks op onze eigen manier.’
Tekst: Renée Sommer