Corporaties werken in een continu veranderende omgeving en veel mensen hebben een opvatting over wat zij doen. Wat vandaag goed is, is dat morgen misschien niet. Hoe ga je daar als bestuurder mee om? Door lef te tonen of door je twijfels te delen? ‘Misschien zijn beide nodig’, zegt Joke Hofman, bestuurder van Woonbedrijf ieder1.
In mijn loopbaan heb ik veel bestuurders van woningcorporaties ontmoet. Toen ik nog in de commerciële projectontwikkeling werkte, zat ik tegenover hen aan tafel. Regelmatig zei ik toen: ‘Geen grotere haan dan een corporatiedirecteur’. En nu ben ik er zelf één. Zoals waarschijnlijk al mijn collega’s ben ik een bevlogen directeur, met een heilig geloof in onze sector. Maar hoe weet ik nu zeker dat ik de goede beslissingen neem in een wereld met schuivende volkshuisvestelijke panelen en veranderende opvattingen over ons taakgebied? Klakkeloos meebewegen op de golven van de wisselende politieke opvattingen vind ik geen optie. Moet ik dan de haan in mijzelf inzetten – want die heb ook ik in mij. En koers ik op mijn eigen overtuiging? Zet ik enquêtes uit onder de stakeholders en omarm ik bij voorbaat elke mogelijke uitkomst? Of koers ik op het veilige midden?
Eigen tegenkracht organiseren
Eerlijk gezegd, ik weet het niet. Vaak niet. Maakt dat mij
een slechte bestuurder? Of voldoe ik dan juist aan het ideale profiel? Al te sterke bestuurders
hebben tenslotte een beetje afgedaan in
de sector. Misschien is mijn belangrijkste opdracht wel om mijn eigen tegenkracht te organiseren.
Dat valt aardig af te kijken bij de politie. Die leidt eigen medewerkers op als tegensprekers en zet
hen bij belangrijke onderzoeken
in om tunnelvisie te voorkomen. We weten dat groot volkshuisvestelijk enthousiasme ook kan leiden
tot een tunnelvisie. En dat wil ik per se vermijden.

De politie heeft goede ervaringen met tegensprekers. En ik ook. Uiteindelijk is het fijn als iemand
met stevige onderbouwingen inzichten aandraagt die lijnrecht ingaan tegen hoe de haan in mij de
wereld ziet. Dat leidt meestal tot een
betere beslissing. Natuurlijk zijn er momenten dat ik daar liever niet mee geconfronteerd word. Als
ik goed over iets heb nagedacht, wil ik eigenlijk dat we dat plan gewoon zo gaan uitvoeren. Aan het
werk! Maar tegenspraak leert mij
om juist dan goed naar mijn eigen gedrag te kijken. Luister ik echt goed of is de haan in mij vooral
aan het kraaien?
Theorie en praktijk
Hoe geef ik structureel vorm aan die tegenkracht? Een sterke
managementlaag kan veel opvangen, maar hoeveel tegenkracht biedt iemand aan zijn baas? Als ik
terugkijk naar mijn eigen carrière heb ik echt niet
altijd mijn mond opengetrokken. Had ik dat wel gedaan, dan waren dat wellicht korte dienstverbanden
geweest.
Volgens mij is de raad van commissarissen een goede plek om tegenkracht te halen. De Woningwet heeft dit interne toezichtsorgaan een minder sterke rol gegeven. De nadruk ligt nu vooral bij de institutionele tegenkracht van buiten: naast de Autoriteit woningcorporaties zijn dat de gemeenten en huurdersorganisaties. Mijn ervaring is echter dat wij in het overleg met gemeenten en huurdersorganisaties nog te weinig aan echte inhoudelijke discussies toekomen. De bedrijfsvoering van woningcorporaties is de laatste jaren wel degelijk bijna rocket science geworden voor een gemiddelde buitenstaander. De theorie vanuit Den Haag en de dagelijkse praktijk lopen hier niet parallel.
Misschien moeten wij de rol van de raad van commissarissen in ere herstellen. Volgens mij is dat bij
uitstek het platform om twijfels te delen. Het vraagt wel om durf om er als bestuurder voor uit te
komen dat je ook zaken niet weet. En
de raad moet met mijn twijfel kunnen omgaan. De sleutel ligt volgens mij in het zoeken van de balans
tussen durf en twijfel. Ik geloof in de kracht van het niet weten. In de durf om te twijfelen. En ik
durf erop te vertrouwen dat mijn
commissarissen twijfels niet zien als zwakte, maar als zoektocht naar de juiste keuzes. Daarnaast
moet ik mezelf tot de orde blijven roepen als ik weer dominant aan het zenden ben in plaats van te
luisteren naar bezwaren tegen mijn
fantastische ideeën. Over twintig jaar kan ik terugkijken om te zien of ik het goed gedaan heb. Maar
wellicht kunnen wij nu al in de sector hierover het gesprek aangaan. Ik doe graag mee.
DIALOOGSESSIES: BESTUUR EN TOEZICHT – EENHEID OF VERDEELDHEID
Hoeveel ruimte is er tussen bestuurders en toezichthouders
voor wederzijds vertrouwen en een goed gesprek? En nemen zij die ruimte voldoende? NVBW,
VTW en Aedes organiseren hierover voor bestuurders en commissarissen drie regionale dialoogsessies
op 7
, 14
en 19
december 2017.
illustratie: han hoogerbrugge